Menu:

Solidariteitsprojecten van, voor en met blinde en slechtziende mensen.

EEN VISUELE HANDICAP

U kan de foto vergroten via een muisklik of via de entertoets.

Onze ogen zitten heel complex in elkaar. Met alle onderdelen kan, om allerlei redenen, iets mislopen. Wanneer spreken we nu precies van een visuele handicap? Welke soorten aandoeningen zijn er en met welke specifieke problemen hebben de betrokkenen te kampen? Op die vragen vindt u hier een antwoord.

Een blinde of slechtziende ervaringsdeskundige kan u nog veel meer vertellen over het leven met een visuele handicap. Zo’n rechtstreeks gesprek en het 'zelf ervaren' laten een diepere indruk na dan het lezen van een tekst. Geïnteresseerd? Vraag een workshop, vorming of inleefactiviteit aan bij Vivor, de educatieve cel van Blindenzorg Licht en Liefde: tel. 0473 95 18 99, vorming@lichtenliefde.be.

Soorten visuele beperkingen

Mensen met een visuele handicap kunnen we onderverdelen in blinden en slechtzienden. Er is echter geen strikte lijn te trekken tussen de groepen mensen die normaal zien, slecht zien of blind zijn. De overgang verloopt heel geleidelijk.

Er zijn heel veel soorten slechtziendheid en de mate van slechtziendheid verschilt van situatie tot situatie en van persoon tot persoon. De meeste visuele aandoeningen kunnen we bekijken vanuit 7 belangrijke oogfuncties: gezichtsscherpte, gezichtsveldoogmotoriek, dieptezicht, kleurzin, licht- en donkeradaptatie en de cerebrale visuele functies. Strikt genomen zijn de cerebrale functies geen functies van de ogen, maar wel van de hersenen. We nemen ze toch op in het lijstje van oogfuncties, omdat ze heel bepalend zijn voor het proces dat we zien noemen.

Hierna geven we de verschillende vormen van slechtziendheid weer via simulatiefoto’s. In alle vlaamsoogpunten kunt u een educatieve koffer ontlenen, waarin onder meer simulatiebrillen zitten. Daarmee kunnen goedzienden telkens een andere vorm van slechtziendheid zelf ervaren. Als u met de simulatiebrillen of -foto’s werkt, weet dan dat de weergave en opdeling kunstmatig zijn. Vaak komen combinaties voor (bv. kokerzicht met vlekjes die komen en gaan in het resterende gezichtsveld). Elke slechtziende persoon neemt op een verschillende manier waar.

De foto hierboven toont een kunstwerk zoals een goedziende persoon het waarneemt: 'Unhabitat 1’ van Sterling Ruby, een kubus met de kleuren van de regenboog.

Stoornissen gezichtsscherpte

Deze oogfunctie heeft alles te maken met detailwaarneming. Als we iets goed willen waarnemen, richten we de ogen zo dat het beeld op de macula of gele vlek valt. Op die plaats op het netvlies hebben we het grootste onderscheidingsvermogen. Alleen met de macula kunnen we 100% scherp zien.

Een troebele lens (bv. veroorzaakt door cataract) kan wazig zicht veroorzaken. Mensen met deze vorm van slecht zien hebben meestal problemen met mensen herkennen, lezen en details waarnemen. Ze zien geen contouren meer, alleen grote gekleurde vlekken.

Vanaf een gezichtsscherpte van 3/10 spreken we van slechtziendheid. Vanaf 1/20 wordt iemand als blind beschouwd.

Stoornissen gezichtsveld

Het gezichtsveld is het geheel dat in één keer overzien kan worden, gewoonlijk iets minder dan 180 graden. Defecten in het gezichtsveld noemen we uitvallen of scotomen. Die kunnen perifeer (zijdelings) of centraal gelegen zijn.

Op onze simulatiefoto’s zijn de uitvallen aangeduid als zwarte vlekken. In realiteit zien niet alle personen met scotomen zwarte vlekken. Velen nemen helemaal niets waar op de plaats waar het scotoom zich bevindt.

Bij bepaalde aandoeningen is het perifeer gezichtsveld gestoord. We spreken dan van tunnelzicht of kokerzicht.

Mensen met tunnelzicht hebben moeite om een overzicht te behouden. Een trap of opstapje nemen ze vaak niet waar. Ze lopen makkelijk ergens tegenaan, hebben problemen in het verkeer en vinden moeilijker iets terug.

In het centrale deel van het gezichtsveld kan het restzicht nog scherp zijn. Dan lukt het meestal vrij goed om een tekst te lezen. Leerlingen met kokerzicht hebben wel moeite om het bord te lezen. Ze kunnen maar een beperkt deel van het bordschema in één keer overzien. Op die manier is het heel lastig om vlot van het bord mee te lezen of over te schrijven. Zodra ze de blik van het bord afwenden, zijn ze de plaats waar ze aan het kijken waren kwijt.

Retinitis Pigmentosa (RP) is een erfelijke aandoening die kokerzicht kan veroorzaken.

Bij tunnelzicht spreekt men van slechtziendheid als er minder dan 20 graden restzicht overblijft en van blindheid als het minder dan 10 graden is.

Bij andere aandoeningen is het centrale gezichtsveld gestoord. Personen met deze aandoening kunnen zich vaak beter oriënteren, maar hebben moeite met detailwaarneming, lezen of het herkennen van personen.

Bij de aanwezigheid van een centraal scotoom zal de slechtziende excentrisch fixeren: hij kijkt niet recht vooruit. Wanneer iemand met deze aandoening u aankijkt, lijkt het alsof hij langs u heen kijkt.

Bij mensen met macula degeneratie kan deze vorm van slechtziendheid optreden.

Nog een andere vorm van een verstoord gezichtsveld is vlekkenzicht.

Diabetische retinopathie is een netvliesafwijking ten gevolge van suikerziekte. Een sterk schommelend suikergehalte in het bloed kan een nadelig effect hebben op de bloedvaten ter hoogte van het netvlies. Daardoor kunnen ‘zwarte vlekken’ ontstaan op het beeld. We spreken dan ook van vlekkenzicht.

Vlekjes, die in het gezichtsveld ‘passeren’ of blijvend aanwezig zijn, kunnen ook een symptoom zijn van andere oogaandoeningen.

Stoornissen oogmotoriek

Een voorbeeld van een oogaandoening waarbij een verstoorde oogmotoriek optreedt, is nystagmus. Met deze term wordt het voortdurend, willekeurig heen en weer bewegen van de oogbollen aangeduid. Toch zien mensen met nystagmus meestal geen voortdurend trillend beeld: hun hersenen hebben zich aangepast. Ze missen vaak wel de mogelijkheid tot stabiele fixatie: ze kunnen hun ogen niet lang blijven richten op een voorwerp dat ze willen waarnemen.

Kleurzinstoornis

Nogal wat mensen kunnen een bepaalde kleur niet zien. Volledige kleurenblindheid is echter zeldzaam.

Kleurzinstoornissen komt veel meer voor bij mannen (8% of 1 op 25) dan bij vrouwen (0,4% of 1 op 250). De eigenschap wordt van vader op kleinzoon doorgegeven, via de dochter. Dochters dragen de afwijking, maar hebben er geen last van. Ook als gevolg van een oogziekte of ongeval kan kleurenblindheid ontstaan. De afwijking is dus niet per definitie erfelijk.

De meest voorkomende vorm is rood-groen-blindheid of daltonisme. Deze aandoening wordt veroorzaakt door minder goed werkende 'rode' of 'groene' kegeltjes. Het is een aangeboren en erfelijke stoornis. Bij de mannen heeft 8% ermee te maken, bij de vrouwen slechts 0,4%.

Totale kleurenblindheid of achromasie komt maar zelden voor. Het wordt veroorzaakt door niet functionerende kegeltjes. Mensen met de aandoening achromatopsie hebben naast het niet waarnemen van kleuren ook andere symptomen, zoals lichtschuwheid, verminderde gezichtsscherpte en soms nystagmus.

De meeste personen met een kleurenstoornis zullen bepaalde kleuren verwarren, maar andere kleuren dan weer perfect benoemen of sorteren. Problemen komen vooral voor bij minder ‘zuivere’ kleuren (pasteltinten), als het oppervlak van het gekleurde voorwerp klein is en bij een zwakke belichting. Hoeveel en welke kleuren niet of anders gezien worden, hangt af van de soort kleurenstoornis.

Een sterk gestoorde kleurenzin kan problemen geven bij het interpreteren van bijvoorbeeld aardrijkskundige kaarten, gekleurde tabellen of grafieken. Dan moeten andere herkenningskenmerken dan kleur gebruikt worden, zoals arceringen. De mildere vormen van kleurenblindheid geven weinig problemen en worden meestal niet eens opgemerkt.

Wilt u meer lezen over kleurenblindheid? Neem dan eens een kijkje op http://nl.wikipedia.org/wiki/Kleurenblindheid of http://www.kleurenblindheid.nl/

Stoornissen licht- en donkeradaptatie

Bij bepaalde aandoeningen is er sprake van een gestoorde lichtadaptatie. Mensen met dit soort aandoening zijn lichtschuw: ze worden vlug verblind en ondervinden grote hinder wanneer ze zich bijvoorbeeld verplaatsen van een duistere naar een heldere ruimte. Soms is het zo erg, dat de ogen pijn doen als er te veel licht in valt. Een oranjekleurige of donkere bril (soms met oogklepjes afgewerkt) of donker gekleurde lenzen kunnen een oplossing zijn, maar niet iedereen is daarmee geholpen.

Personen met een storing in het functioneren van de staafjes hebben een gestoorde donkeradaptatie en zijn nachtblind. Dit betekent dat zij problemen ondervinden bij verplaatsingen in het (schemer)donker. Ook verplaatsingen van een heldere naar een meer duistere ruimte zijn vaak moeilijk, omdat de ogen veel meer tijd nodig hebben om zich aan te passen.

Stoornissen dieptezicht

Mensen die maar één oog ter beschikking hebben, kunnen moeite hebben met het waarnemen van diepte. Als ze reeds lang met één oog kijken, hebben ze zich in grote mate aangepast. Het waargenomen beeld wordt dan in de hersenen gecorrigeerd.

Cerebrale visusproblemen

Onder cerebrale visuele inperkingen (afgekort: CVI) vallen alle stoornissen waarbij een gestoorde kijkattitude of een gestoorde visuele beeldverwerking optreedt, ten gevolge van een stoornis gelegen is in de hersenen.

Dit is een zeer complexe en moeilijk te begrijpen problematiek, die zich in verschillende vormen kan uiten:

  • moeite met het waarnemen van bepaalde delen van het gezichtsveld (bv. halfzijdig zicht, zie verder);
  • moeite met het interpreteren van visueel complexe situaties;
  • moeite met ruimtelijke oriëntatie;
  • moeite met het herkennen van gezichten, vormen;
  • moeite met objectpermanentie (het herkennen van een voorwerp op een ongewone plaats, in een andere positief of wanneer slechts een deel zichtbaar is)

Andere symptomen en aandachtspunten:

  • Niet alle personen met CVI laten hetzelfde gedrag zien of hebben dezelfde moeilijkheden. Dit hangt samen met de plaats en aard van de beschadiging.
  • Vaak is er een wisselend visueel functioneren, soms per dag, soms tijdens de dag. Dit kan samengaan met wisselingen in aandacht en met interne of externe factoren zoals vermoeidheid, verminderd lichamelijk welbevinden, stress, een onbekende situatie of omgeving, omgevingsgeluiden, medicatie, epilepsie…
  • Het richten en volhouden van aandacht is vaak moeilijk.
  • Het opnemen van visuele prikkels is vertraagd en kan bemoeilijkt worden indien dit samengaat met andere zintuiglijke prikkels of met beweging.

Halfzijdig zicht is een voorbeeld van CVI. Door een uitval van het gezichtsveld links of rechts,  ten gevolge van bijvoorbeeld een hersentumor of een hersenbloeding, neemt de persoon halfzijdig waar en worden allerhande obstakels links of rechts niet opgemerkt. Dit wordt hemianopsie genoemd.

Wil je meer lezen over CVI? Neem dan een kijkje op:

Definiëring van blindheid en slechtziendheid

Iemand wordt als SLECHTZIEND beschouwd als hij, na de beste optische correctie (dus met bril of lenzen):

  • ofwel een gezichtsscherpte heeft van minder dan of juist 3/10 met beide ogen. De gezichtsscherpte is de mate waarin iemand kleine details scherp kan zien. De breuk 3/10 betekent dat pas op 3 meter afstand zichtbaar wordt wat een normaal ziende persoon al op 10 meter afstand ziet.
  • of een gezichtsveld heeft dat kleiner dan of gelijk aan 20 graden is. Het gezichtsveld is wat u van de omgeving kunt zien wanneer u recht vooruit kijkt. Bij een goed ziende persoon is dat ongeveer 180 graden.

Iemand wordt als BLIND beschouwd als hij, na de beste optische correctie (dit betekent: mét bril of lenzen):

  • ofwel een gezichtsscherpte heeft van minder dan of juist 1/20 met beide ogen;
  • of een gezichtsveld heeft dat kleiner dan of gelijk aan 10 graden is.

Let wel: bij het bepalen van de visuele handicap spelen niet enkel de gezichtsscherpte en het gezichtsveld een rol! Ook stoornissen van andere oogfuncties zoals oogmotoriek, licht- en donkeradaptatie, dieptezicht, kleurzin en de cerebrale visuele functies worden in rekening genomen. Vaak is er sprake van een combinatie van diverse stoornissen

Aantal blinden en slechtzienden

Exacte cijfers over het aantal blinden en slechtzienden in Vlaanderen of België zijn niet voorhanden. Wij werken met een raming die geschoeid is op een wetenschappelijke meta-analyse van diverse onderzoeksgegevens, toegepast op Vlaanderen.

Ongeveer twee personen op honderd zijn (zwaar tot minder zwaar) slechtziend. Dat zijn niet de bril- of lenzendragers, maar mensen die iets aan hun ogen hebben dat op geen enkele manier gecorrigeerd kan worden.

Ongeveer één op duizend Vlamingen is blind. Van de blinde personen werd slechts een kleine minderheid blind geboren.

Veel mensen krijgen de visuele handicap pas op gevorderde leeftijd. Daarvan zijn heel moeilijk statistieken te maken. Zo'n 85 procent van de personen met een visuele handicap zijn ouder dan vijftig jaar. In onze vergrijzende samenleving vormen senioren met een visuele beperking een steeds grotere groep. Door deze evolutie zal het aantal slechtzienden tegen 2020 stijgen met naar schatting 35 procent.

Blindenzorg Licht en Liefde ondersteunt die mensen en zal dus de handen meer dan vol blijven hebben. We moeten het stellen met heel beperkte overheidssteun. Help ons de blinden en slechtzienden helpen! Uw steun – klein of groot – maakt een enorm verschil.

Bronnen

© Blindenzorg Licht en Liefde 2014