DE VISUELE FUNCTIES
U kan de foto vergroten via een muisklik of via de entertoets.
De visuele waarneming wordt vaak opgedeeld in meetbare onderdelen: de visuele functies. Hieronder beschrijven we zeven verschillende visuele functies.
Gezichtsscherpte
De gezichtsscherpte is een maat voor detailwaarneming. Als we iets goed willen waarnemen, richten we onze ogen zo dat het beeld op de macula of gele vlek valt. Op die plaats op het netvlies hebben we het grootste onderscheidingsvermogen. Alleen met de gele vlek kunnen we 100% scherp zien. Hoe verder van de macula het beeld op het netvlies wordt gevormd, hoe kleiner de gezichtsscherpte.
De bepaling van de gezichtsscherpte voor ver gebeurt aan de hand van gestandaardiseerde tests en na een optimale correctie met gewone optische middelen (bril of lenzen).
De gezichtsscherpte voor VER wordt uitgedrukt in een breuk, waarbij 10/10 staat voor een normale gezichtsscherpte. Bij een slechtziende persoon komen we dan bijvoorbeeld uit op 0,3 of 3/10. Een gezichtsscherpte van 3/10 betekent: wat een goedziende persoon op 10 m afstand scherp kan waarnemen, is voor de slechtziende pas op 3 m scherp.
De gezichtsscherpte voor DICHTBIJ wordt bepaald aan de hand van twee criteria:
- Welke lettergrootte kan de slechtziende nog onderscheiden?
- Op welke afstand kan hij/zij dit onderscheid maken?
Voor goedziende personen wordt deze test afgenomen op een afstand van 33 cm. Bij slechtziende kinderen is de afstand vrij. Bij het verkleinen van de leesafstand vergroot het beeld op het netvlies. Daardoor kunnen slechtzienden dikwijls nog op een afstand van 5 à 10 cm gewone druk lezen. Dit lijkt heel dichtbij, maar is niet schadelijk voor de ogen. Het vergt wel een permanente inspanning van de oogspieren.
Gezichtsveld
Het gezichtsveld is het blikveld dat we hebben als we recht voor ons kijken zonder het hoofd of de ogen te bewegen. Bij de mens is dat een ovaal gebied recht voor ons, groter in de breedte dan in de hoogte. Als delen van het gezichtsveld uitvallen (bv. door netvliesschade), noemen we die scotomen. Het gezichtsveld wordt uitgedrukt in graden. Een normaal gezichtsveld is ongeveer 180 graden breed als we met beide ogen kijken.
In het midden bevindt zich het centraal gezichtsveld (ongeveer 10 graden), waar we het scherpst zien. Dit is het veld dat samenvalt met de beelden die rechtstreeks op de gele vlek (macula) vallen.
Met de rest van ons gezichtsveld – het perifeer gezichtsveld – zien we onscherp. Toch is ook dit gedeelte erg belangrijk. We kunnen ons ermee oriënteren en het laat toe dat we toch voldoende elementen uit onze omgeving opmerken. Dankzij het perifeer gezichtsveld zien we bijvoorbeeld de zijdelingse beweging van een voetganger aan de overkant van de straat.
Oogmotoriek
Aan de harde oogrok zijn zes oogspieren bevestigd, die het mogelijk maken het oog alle kanten op te laten bewegen. Zo kunnen we onze blik richten of focussen. De blik richten wil zeggen: het hoofd en de ogen zodanig bewegen dat het beeld op de gele vlek terechtkomt.
Kleurenzin
Kleurenperceptie geeft de mate weer waarin een persoon kleuren kan identificeren en de juiste kleurintensiteit (hevigheid van de kleur) waarneemt. Een goed werkend oog is gevoelig voor drie grondkleuren: rood, groen en blauw. Het waarnemen van kleuren is een functie van de kegeltjes, lichtgevoelige celletjes in het netvlies. Er zijn drie soorten kegeltjes, met een maximale gevoeligheid voor respectievelijk rood, groen of blauw licht. Als er maar één soort kegeltjes geprikkeld wordt, zie je maar één kleur. Worden er meerdere geprikkeld, dan zien we een mengkleur. Het menselijk oog kan wel 160 mengkleuren waarnemen. Samen met de apen zijn we de enige zoogdieren die de drie basiskleuren kunnen waarnemen. Wit zien we als alle receptoren geprikkeld worden.
Licht- en donkeradaptatie
Met licht-donkeraanpassing bedoelen we het vermogen van het oog om zich aan te passen aan de hoeveelheid binnenvallend licht. Het licht raast het oog binnen met een duizelingwekkende snelheid van bijna 300.000 kilometer per seconde. Onafgebroken wordt het netvlies gebombardeerd door invallende lichtstralen. Om beschadiging te voorkomen zijn heel wat verdedigingsmechanismen ingebouwd. Die zorgen ervoor dat het licht in de juiste hoeveelheden op het netvlies terechtkomt.
Het licht gaat voorbij het hoornvlies en het vocht van de voorste oogkamer. Dan komt het aan bij de opening in de iris, de pupil. De spiertjes reageren meteen: is er veel licht, dan wordt de pupil kleiner; is er weinig licht, dan trekt hij zich ver open. Dat hele proces kan wel enkele seconden duren. We merken dat goed als we vanuit het donker plotseling in fel licht terechtkomen: dan zijn we even verblind.
In normale omstandigheden kan het oog zich dus aanpassen aan een wisselende hoeveelheid licht. De pupilopening regelt de hoeveelheid licht die op het netvlies valt. Het netvlies bevat lichtgevoelige cellen – staafjes en kegeltjes – die het licht omzetten in zenuwimpulsen. De kegeltjes hebben veel licht nodig om geprikkeld te worden. Ze reageren snel op het licht en onderdrukken de staafjes. Via de kegeltjes krijgen we een gedetailleerde waarneming in kleur. Bij weinig licht reageren ze niet meer. De staafjes worden niet geprikkeld bij veel licht, maar gaan meer werken naarmate de hoeveelheid licht afneemt. Zij laten ons toe te zien in het donker. Die waarneming is minder gedetailleerd en zonder kleuren.
Dieptezicht
Diepte zien is het inschatten van de onderlinge afstand (ver of dichtbij) van voorwerpen. Voor dieptezicht binnen de 2 meter hebben we beide ogen (stereo) nodig. Ook andere informatie (lichtinval, kleurverschil…) wordt hierbij gebruikt.
Onze ogen staan op een bepaalde afstand van elkaar, waardoor we één object vanuit twee verschillende oogpunten zien. (Om dit uit te testen: kijk naar één vinger, eerst met alleen het linkeroog en daarna met alleen het rechter oog.) De beelden van het linker- en het rechteroog worden in de hersenen samengebracht tot één enkel beeld.
Beeldverwerking in de hersenen
De prikkels die onze ogen opvangen, worden door de oogzenuw doorgestuurd naar de hersenen. Daar wordt de informatie vergeleken met de beelden die al in onze hersenen opgeslagen zitten. Op die manier wordt betekenis gegeven aan wat we zien. We herkennen vormen en voorwerpen, maar ook gezichten en gezichtsuitdrukkingen en we zijn in staat om te lezen. Verder kunnen we ons oriënteren, zien waar voorwerpen zich bevinden in een complexe en bewegende wereld en er razendsnel op reageren als dat nodig is. We noemen dit de hogere visuele functies.
Bronnen
- 'Een klare kijk op je ogen', Blindenzorg Licht en Liefde vzw, Varsenare, 2012
- 'Definitie van visuele stoornis', KI Spermalie, onuitgegeven tekst
- http://nl.wikipedia.org/wiki/Slechtziendheid (tekst opgeroepen op 3 mei 2013)
© Blindenzorg Licht en Liefde 2014