Menu:

Solidariteitsprojecten van, voor en met blinde en slechtziende mensen.

Interview met contextueel kunstenaar Patrick De Ceuster (Intvis Art)

U kan de foto vergroten via een muisklik of via de entertoets.

Het werk ‘Pozidriv’ van contextueel kunstenaar Patrick De Ceuster (alias Intvis) en zijn blinde projectpartner Willem Moeyersoons is een schitterend voorbeeld van artistieke inclusie en geëngageerde kunst. We spraken uitgebreid met Patrick.

Wie ben jij, Patrick? Gediplomeerd als bio-ingenieur, lees ik!

“Dat diploma heb ik inderdaad op zak, maar ik heb er nooit echt iets mee gedaan. Ik werkte een jaar als navorser bij farmacologie, maar dat lag mij helemaal niet.

Toen ben ik vertrokken naar Guatemala, om sociaal-cultureel ontwikkelingswerk te doen in oorlogsgebied. Een grote uitdaging, ook omdat mijn ex en ik daar wilden leven bij de mensen, op hun manier. We werden geconfronteerd met honger en veel ontberingen. Geen elektriciteit, geen winkels. Wat we wilden eten, moesten we zelf telen. Als je een huis wou, dan bouwde je het. We werkten zeven jaar in Guatemala en kregen er twee kinderen.

Daar heb ik voor het eerst gedacht: verdorie, ik moet schilder worden! We probeerden er de ouderlingen en jongeren die door de oorlog uit elkaar gedreven waren, terug bijeen te brengen. Om als gemeenschap te kunnen overleven, was alle kennis van de ouderen zeer belangrijk. We werkten onder meer samen met een Luxemburgse schilder, om vernietigde spirituele iconen te herstellen. Ik vond het heel inspirerend om te zien hoe die man in het leven stond. Op twee weken leerde hij de taal, om met de mensen te kunnen spreken. Soms vertrok hij plots naar Luxemburg, omdat hij geen geld meer had. Dan maakte hij daar enkele schilderijen, verkocht die en kwam na een maand terug. Dat vond ik een leuke manier van leven! Maar die man had geen relatie, kinderen of verantwoordelijkheden…

Ongeveer dertig jaar later besliste ik dan toch om het sociaal-cultureel werk achter me te laten. Ik was het zo beu! Het loon is minimaal. Daardoor worden vaak ook minder bekwame en minder sociale mensen aangetrokken. Het draait vierkant, er zijn ruzies, pesterijen…

Ik wou iets artistieks doen, maar dacht: ik kan toch niet zomaar gaan schilderen… Toen heb ik een basisopleiding fotografie gevolgd en me gevestigd als fotograaf. Ik deed een aantal opdrachten, maar ontdekte snel dat ik daar niet van kon leven.

Stilaan zette ik foto’s om in andere media, bijvoorbeeld in houtskool. In mijn jeugd had ik getekend. Hoe groter het formaat, hoe beter het mij bleek te liggen. Ik ben heel perfectionistisch en als ik kleine dingen maak, zit ik er uren of dagen aan te werken en verkramp ik helemaal. Vooral houtskool was interessant: daar kon ik sneller mee werken dan met potlood. Maar het was ook niet echt mijn ding. Ik kon er uiting mee geven aan mijn gemoedstoestand, in zwart-wit, met veel contrast. Heel creatief, maar toch eerder therapeutisch dan een bijdrage aan de kunstwereld.

Op een dag vroeg het wijkcomité van mijn straat me of ik een muurschildering wou maken op een brug. Dat wou ik wel proberen! Ik kende iemand die het goed kon, dus als ik het verknoeide, kon die het rechtzetten. Het was fantastisch: ik vond een concept en het ging heel vlot. Toen ben ik daarin gaan investeren. Ik liep stage bij de grootste street art-curator van het land, zegde mijn uitkering op en vestigde me als zelfstandige. Hetzelfde jaar nog maakte ik een aantal heel grote werken. Ik haalde enkele grote opdrachten binnen, tot in Frankrijk toe.

Het plaagde me wel wat dat ik mijn perfectionisme niet meer in mijn werk kon leggen. Als je tweeduizend vierkante meter beschildert, moet dat snel gebeuren of je werkt er vier jaar aan… Dus richtte ik mijn zin voor perfectie op iets anders.

De sector van het muralisme, de street art, lijkt nog altijd iets nieuws, maar boert eigenlijk alleen maar achteruit. Er wordt steeds meer gekopieerd, herhaald en slecht uitgevoerd, met minder artistieke kwaliteiten. Ook het contact met de buurt is verwaterd. De echte taggers schreven in hun eigen straat of stad op de muur. Het had altijd te maken met de onderbuik van de stad die niet gezien werd. Nu heeft het daar vaak niets meer mee te zien. Daar begon ik mij enorm in te ergeren. Ik wou innoveren en stak daar veel energie in. Dat is mijn perfectionisme geworden: werken aan wijkparticipatie, een bemiddelende rol spelen, de verhalen van de mensen versterken.

JR Artist is mijn grote voorbeeld: een Franse fotograaf die lokale verhalen in het groot brengt en in dialoog gaat met de lokale architectuur. Dat is contextuele kunst: je inbedden in de context en van daaruit iets creëren.”

Naast dat engagement is ook toegankelijkheid al een hele tijd belangrijk voor jou. Hoe is dat gekomen?

“Het kwam door mijn zoektocht naar nieuwe manieren van kijken naar kunst en naar innovatieve technieken. Ze zeggen altijd dat we een land zijn dat veel innoveert en daar worden premies voor gegeven, maar eigenlijk is innovatie nergens welkom. Het doet immers de bestaande structuren wankelen. Sinds ik innoveer, merk ik heel fel dat je verondersteld wordt te doen wat iedereen doet. Daar kun je dan eventueel een klein beetje verschil in maken. Als je echt met iets nieuws komt, zijn de meeste mensen daar nog niet klaar voor.

Ik zocht naar wat nog ontbrak in het muralisme. Ecologische verf bijvoorbeeld. Ik besefte ook dat wat mij in de publieke kunst aantrok, haar toegankelijkheid voor iedereen was. Iets wat me zeer tegen de borst stoot, is het high brow-gedoe van kunst. Je moet gestudeerd hebben en er je hele leven naar hebben gekeken, om kunst te kunnen smaken. Het wordt steeds erger: we zitten weer helemaal in de monochrome canvassen – wit, zwart, beige. Daar wordt terug moeilijk over gesproken. Op zijn zachtst gezegd is het niet creatief, want ze zijn al eerder geschilderd en hebben al in de galeries gehangen. Ik durf het zelfs plagiaat te noemen.

Om kunst dichter bij de mensen te brengen, moet ze toegankelijk zijn, in verschillende opzichten. Er moeten op zijn minst iets in te zien zijn. Ze hangt ook beter niet in een museum, niet iedereen voel zich daar goed. Ik vind voetbal wel leuk, maar ik voel me helemaal niet lekker in een stadion: dat is veel te druk. Zo wandelt ook niet iedereen graag een museum binnen.

Street art is de meest toegankelijke kunst: voor iedereen, gratis en overal te vinden. Dat is wat me erin aantrekt. Tegelijk dacht ik: nog niet iedereen wordt bereikt, want je moet wel kunnen zien. Toen bedacht ik dat ik beeldende kunst toegankelijk kon maken. Ik ben namelijk ook dichter en in mijn jeugd was ik een nerd. Ik ontwikkelde de app Street Art Fluisteraar, waarmee ik poëtisch kan beschrijven wat er wordt weergegeven. Tegelijk kan ik dan indirect kritiek geven op de street art: poëzie is nooit direct, maar geeft een extra laag die mensen anders kan doen kijken naar kunst.

Samen met een ontwerper van apps die ervaring heeft met toegankelijkheid, begon ik te ontwerpen. Ik nam ook contact met lokale blindenorganisaties, om te testen. Toen vroegen ze mij vanuit ‘HOOGSTPERSOONLIJK!’ of ik in dat kader monumentale kunst wou maken met personen met een visuele beperking. Dat vond ik super-interessant: je hebt dan interactie en weet of wat je maakt, die mensen iets zegt.

Mensen met een beperking hebben een heel andere manier van in het leven staan. Ze hebben andere gevoeligheden ontwikkeld. Met hen samenwerken, verbreedt de manier waarop je kijkt. Als dichter werk ik heel vaak met kleuren en beelden, vanuit mijn beeldend werk. Schrijven vanuit de tastzin, de reuk, het gehoor, is voor mij een enorme verrijking. Die lijn trok ik door naar mijn beeldend werk. Ik denk altijd direct visueel: het licht moet juist zitten, een bepaalde expressie maakt iets sterker, … De andere zintuigen ontbraken grotendeels.

Het was een paar maanden zoeken, maar toen kwam ik opeens Willem Moeyersoons tegen, die als blinde persoon zelf veel met kunst bezig is…”

Hoe vonden jij en Willem elkaar?

“Ik begon te werken met textiel, omdat het mij interessant leek dat mensen met een visuele beperking dat konden voelen. Door elke kleur een andere textuur te geven, zouden we samen op de tast iets kunnen maken. Licht en Liefde nodigde mij uit naar het Oogatelier. Daar maken mensen die bijna niets meer zien, van alles met textiel. Ze komen elke maand bijeen. Ik bereidde een stoffen ontwerpje voor. Maar mijn ontwerpen zijn tegenwoordig al snel één op twee meter. Ik kwam daarmee af en dat was voor die mensen veel te groot. Ze zitten aan een tafel en inventariseren met hun handen. Zo’n groot stuk textiel bracht hen uit hun comfortzone. Toen ik vroeg wie zin had om iets te maken van 15 op 15 meter, was het enthousiasme niet groot.

Het Oogatelier vond plaats op de eerste verdieping van een café in Aalst. De cafébaas liep af en aan met drankjes. Op een bepaald moment kwam hij met me kennismaken. ‘Ik ben blind’, zei hij. Dat had ik niet gemerkt! Hij heeft er zich nooit bij neergelegd dat zijn blindheid een beperking was voor hem. Dat getuigt van veel lef en fierheid. Hij staat anders in het leven. Toen ik hem mijn idee vertelde, zei hij: ‘Ja, we gaan dat doen.’ Het klikte direct.

Nu hij niets meer ziet, blijft hij heel erg spelen met muziek en beelden in zijn hoofd, om dat levendig te houden. Het lukte zo vlot om met hem praten over wat we in beeld zouden brengen en hoe!  Zelf doe ik daar anders weken over. Hij zei: ‘Ik wil iets over de aanvaarding van die beperking en wat je allemaal kunt realiseren.’ ‘Dat is mooi’, reageerde ik, ‘maar heel breed en complex’. Daar schrijf je een heel gedicht over, je vat het niet in één beeld.’ Maar binnen het kwartier had hij al een heel concreet beeld. Op die manier samenwerken is super. ‘We gaan dat maken’, zei ik.

We hebben er uitgebreid op verder gewerkt en zijn ook samen een muur gaan zoeken. ‘Je moet de toeschouwer ook een beetje beperken’, zei hij. Toen ben ik gaan experimenteren met verschillende lagen, om alles te verstoppen achter textiel. Het idee is dat als de zon er fel op staat, het gewoon zwart is. Dan zullen mensen denken: ze zijn dat gebouw aan het renoveren. Maar als je goed kijkt, zie je wel degelijk alles wat er gebeurt.

Dan zie je dat Willem in het donker een vijs in de muur draait, dat zijn vingers vol met pleisters zitten, dat hij een bril op heeft, … Met zijn beperking kan hij meer: iemand anders zal die vijs er nooit in krijgen zonder licht. Ik vond dat een heel sterk beeld en ben foto’s gaan nemen, terwijl hij het effectief deed in zijn café. Hij toonde toen ook hoe hij een vat vervangt en wat er mis kan gaan, waarbij hij zich onder het bier liet spuiten. Dat soort persoon is Willem! Er zijn al veel ideeën uit voortgekomen voor andere gezamenlijke projecten. Maar eerst moeten we dit doek zien te realiseren…

Het onderwerp is dus dat Willem een schilderijtje ophangt. Het wordt een heel zwart en donker werk, maar toch met kleuren erin. Ik heb het al in het klein gemaakt, zodat Willem het ook kon voelen en de schikking mee kon bepalen. Nu werken we het uit in het groot.

Willem zou er niets aan hebben om zoiets groots te helpen schilderen, ook al zou dat wel lukken, met behulp van tape. Maar een doek ophangen is heel concreet. Dus is het de bedoeling dat wij samen, met een hoogtewerker, ons kunstwerk aan het gebouw gaan bevestigen. We gaan het ook samen monteren, in het S.M.A.K.

Achteraf kunnen we het ergens anders ophangen. Dat is economisch! Voor een beginnend kunstenaar heb ik al een heel grote omzet gedraaid, maar ik heb er nog niets aan verdiend. Het betaalt niet goed en ik investeerde alles in de toegankelijkheids-app, omdat ik daar echt in geloof. Met die app heb ik tegelijk ook een nieuw soort uitgeverij voor poëzie gegenereerd. Samen met andere dichters bekijk ik hoe we de app verder kunnen inzetten om poëzie in de openbare ruimte te brengen.

Willem zoekt naar private sponsoring voor ons doek. Het is voor een bedrijf interessant om een kunstproject te sponsoren als ze het dan kunnen tonen, bijvoorbeeld op de muur van hun gebouw. Ook voor mij heeft textiel veel voordelen. Je hebt veel minder vergunningen nodig en de huiseigenaars zijn veel sneller geneigd om toe te zeggen: het is tijdelijk, veel minder ingrijpend en er blijft nadien geen lelijke muur achter. Een ander voordeel is dat het met textiel lukt om de effecten van olieverf na te bootsen. Als ik een stuk geel tussen twee zwarten leg, krult het een klein beetje om aan de randen. Van ver lijkt het er dan met een palet op geschilderd – echt mooi. Een werk met één laag textiel ziet er vaak uit als een jurk die niet past. Meerdere lagen bieden veel technische mogelijkheden.”

Jullie gebruiken een hoek van het gebouw?

“Ja, dat is heel fijn. Ik ben samen met Willem naar het ICC-gebouw gaan kijken. Toen ik het beschreef, zei hij: ‘We moeten op de hoek werken, niet op één kant’. Dat vond ik een goed idee: je kunt dan doen alsof de hoek naar binnen zit, een optische illusie. Dan hang je iets ín het gebouw. ‘Voor mij zijn hoeken heel belangrijk’, zei Willem. ‘Als ik ergens in een ruimte ben, toont een muur me vooral dat ik niet verder kan. Als ik een hoek voel, heb ik opties. En wanneer ik wandel, moet ik weten waar er hoeken zijn om er niet tegen te stoten. De hoek is dus een soort houvast.

Maar zo’n hoek zorgt ook voor extra complexiteit. Als je het werk verhuist, heb je opnieuw een hoek nodig. En vooral: je moet in perspectief plannen. De toeschouwer moet vanop één bepaald punt naar zo’n werk kijken. Loop je er voorbij, dan vervormt het.

Voor mensen met een zware visuele beperking wou Willem muziek schrijven waar hetzelfde verhaal in zit als in het doek. Die muziek gaan we inbouwen in een mechanische muziekdoos, op één punt gemonteerd. Dat is dan het punt om te kijken. Als je aan de hendel draait, krijg je de muziek erbij. Zo breng je meteen ook mensen met en zonder beperking bijeen. Universal design is belangrijk voor inclusie. De mensen kunnen dan over het werk in dialoog gaan, elk vanuit zijn persoonlijke ervaring.”

We kijken ernaar uit om het te ervaren!

“Wij moeten er nog aan beginnen, hé! (Lacht) Ik mis nog wat textiel. We kozen uiteindelijk voor vier lagen, wat in totaal neerkomt op twaalfhonderd vierkante meter. Willem heeft de muziek al geschreven. Hij heeft er een quatre-mains van gemaakt. Da’s een heel groot register en dus veel werk om de muziekdoos te maken. We hebben ook nog niet alle fondsen. Voor de muziekdoos zal ik hulp nodig hebben. Een uitdaging, maar ik vind nieuwe dingen leuk…

Het werk zal er slechts een maand blijven, maar is wel volledig verplaatsbaar en verkoopbaar. Da’s heel anders dan een muurschildering.”

Samenwerken met Willem doet jou goed…

“Ik ben altijd al op zoek geweest naar samenwerking. Dat is heel moeilijk in de beeldende kunsten. Maar telkens als ik het kon doen, heeft het me heel veel gebracht. Ook qua netwerking is het super-interessant om samen ergens achter te staan.

In zee gaan met iemand die een visuele beperking heeft, vraagt aanpassing, maar niet meer tijd of geld. Het kost mij ook niet meer moeite, wel integendeel. Zonder Willem had ik er langer over gedaan. Het werk had ook niet die artistieke betekenis gehad. Hoe zou ik vanop afstand iets kunnen vertellen over mensen met een visuele beperking? Dat zou zelfs ongepast zijn. Dat er zo weinig begrip is voor mensen met een beperking en bepaalde bevolkingsgroepen, komt ook doordat ze niet op de juiste manier worden afgebeeld. De rol van Willem is dan ook essentieel. We werken samen, op dezelfde voet. Dat belemmert ons nergens in.

Het is een ontdekking voor ons allebei. Dat willen we ook mee laten uitstralen in het kunstwerk. Daarom vind ik het ook belangrijk dat Willem mee naar boven gaat. We gaan dat ook vastleggen, want het is onderdeel van het project. We willen echt een voorbeeld van inclusie zijn.

Willem kan heel gevleugelde uitspraken doen, die je moet vasthouden. Zo zei hij over het doek: ‘Aan de ene kant ga je bijna niets zien, aan de andere kant wat ik niet zie’. Dat is een heel interessante filosofische bedenking! Het wordt de ondertitel van ons project.

Onze samenwerking heeft me ook gemotiveerd om met heel andere technieken te werken, wat nieuwe mogelijkheden geeft. En het stimuleert me in de sociale research. In de fotografie geef ik mijn camera soms aan een kind. Dat levert een special perspectief op, van beneden naar boven. Maar de gefotografeerde mensen staan er ook heel anders op, vooral omdat ze een andere houding aannemen. Dat ontdek je maar door het te doen. Dan denk ik: daar kan ik iets mee. Als je dan ziet hoe Willem met mensen praat: hij heeft een heel ander standpunt dan ik, maar ook de gesprekspartners nemen een ander standpunt in. Dat maakt de research heel boeiend en het is ook veel makkelijker.

Kortom: ik denk wel dat we nog verder gaan samenwerken, vanuit die meerwaarde.”

Zo komen we bij het thema van ‘HOOGSTPERSOONLIJK!’: wat het ontbreken van het visuele doet met iemands identiteit en zelfbeeld.

"Ja, je moet dat ervaren om het te beseffen. Als je dat beschrijft, zeg je: ‘Die mensen hebben een ander beeld, staan anders in het leven en vinden dat velen tegenover hen terughoudend zijn of soms grof’. Maar als je erin staat, zie je de mogelijkheden, de creativiteit die erin schuilgaat. Met een beperking kan je meer, als je er iets mee doet. Dat kunnen overbrengen met ons kunstwerk, zou leuk zijn.

Ook in die zin heb ik een heel goede klik met Willem. Ik heb zelf ook een beperking: ik schilder monumentale werken op hoogte, maar heb eigenlijk geen evenwicht. Daar wou ik mee aan de slag. Ik ben begonnen met klimmen, en wou toen in de hoogte werken. Nu heb ik totaal geen hoogtevrees meer. Veel mensen vragen me: hoe doe je dat, op zo’n grote schaal werken en toch zien wat je aan het doen bent? Maar voor mij is dat logisch en makkelijk.

We hebben elkaar ook gevonden doordat Willem klarinettist is en ik zelf klarinet heb leren spelen. Hij is ermee gestopt omdat hij de partituren niet meer kon lezen, ik omdat ik in de beeldende kunst verder wou. Dan besef je: ik kan de partituren nog lezen, waarom doe ik het dan niet meer? Je gaat heel anders kijken naar dingen. Dat is ook iets wat we met onze kunst bij de mensen willen brengen.

Velen denken: kunst is luxe, iets voor als er nog geld over is. Maar eigenlijk is kunst een van de middelen om ons terug een beetje zuurstof te geven. Het opent ieders horizon. Er zijn duizenden kunstenaars om je daarbij te helpen.”

Het kan ook met poëzie?

“Absoluut. Het moeilijke van poëzie is wel dat een gedicht van voor naar achter gelezen of beluisterd moet worden. Een beeld in de straat kun je echt vangen, in één oogopslag. Voor mij is beeldende kunst met muziek of met poëzie een leuke tandem. Ik denk dat ik ook nog een gedicht ga schrijven bij het kunstwerk, dat via de app kan worden beluisterd.”

Gaan jullie ook ter plaatse in het S.M.A.K. iets doen?

“De eerste week gaan Willem en ik daar samen de grote stukken van het werk in elkaar zetten, op een groot rek van 13 meter op 2. Daarna hangen we het geheel op aan de muur van het ICC.

De volgende weken krijgen mensen die willen meedoen een blinddoek op. Ze kunnen dan mee ontwerpjes maken met textiel, zoals wij het voor dit kunstwerk deden;, door te voelen. Ze kiezen een thema – dat mag heel eenvoudig zijn – en stofjes. Die knippen ze op de tast in de vorm en met een nietmachine (een makkelijke en toegankelijke techniek) hechten ze de stofjes aan elkaar op een kadertje. Daarna kunnen ze op de tast nog aanpassingen doen. Zo maken ze een compositie.

Als je alles dan ophangt, kan dat best interessante dingen opleveren. De werken mogen ook gevoeld worden. Indien niemand instapt, maken Willem en ik er een aantal. De dagen en uren van onze workshops delen we nog mee.

Het grote rek laten we ook hangen, met een stuk textiel erop – als voorbeeld van hoe ons werk in elkaar is gestoken of als kunstwerk op zich. Zo leggen we de link naar het werk dat buiten hangt.

De baas van het ICC was direct heel enthousiast en het is een heel interessante locatie, zichtbaar vanaf de openbare weg. We waren er heel welkom. Toch had ik het doek liever opgehangen aan de voorgevel van het S.M.A.K., maar ze zeiden direct nee. Street art kan nooit artistieke kwaliteiten ontwikkelen als er geen wisselwerking komt met het klassieke kunstenveld. Ik wil graag dat musea er zich mee gaan bezighouden. Maar ze zijn onderbemand: projecten die buiten hun format vallen, kunnen ze er niet bijnemen.

Om dezelfde reden kunnen ze niet hun hele museum toegankelijk maken. Waarom niet van kunstenaars – ik ga ervanuit dat die door het museum goed vergoed worden – eisen dat hun werken toegankelijk zijn?”

Welke plannen hebben jullie achteraf met het kunstwerk?

“We zijn van plan om er in januari mee naar Brussel te gaan, op een toplocatie. Misschien worden die plannen uitgesteld tot de zomer. We zoeken ook nog fondsen.”

Er staat nog veel te gebeuren… Kun je goed met tijdsdruk om?

“De bouw van het doek en de muziekdoos heb ik niet in de vingers, dat is nog een beetje een sprong in het duister. Eigen aan het project, zeker? (Lacht) Met druk heb ik wel degelijk moeite. Na een burn-out in de sociaal-culturele sector kan ik heel slecht om met deadlines. Ik werk heel graag voor sterrenouders, mensen die hun kindje verloren zijn. Zij hebben geen deadlines: hun tijdsbesef is anders, in hun rouwproces. Ik ben wel wat stressbestendiger geworden, maar het is niet zo gezond voor mij.

Ook daarom vind ik dit project leuk: het is goed voorbereid en in de tijd gepland. De samenwerking met ‘HOOGSTPERSOONLIJK’ is uitstekend en iedereen zeer enthousiast. Dat is fijn werken. Dan kun je er zelf ook alles ingooien, en het geeft veel zelfvertrouwen. Ik kan al mijn energie in het artistieke stoppen. Een kunstenaar moet goed omkaderd worden, anders merk je dat in de kwaliteit van het werk. Helaas loopt het daar vaak fout.

Indien nodig kan ik ook hulp vragen. Ik zit in Brussel in een grote coöperatie van 112 kunstenaars. Daar vind ik wel iemand die kan bijspringen.”

Heel veel succes, Patrick.

“Kan ik gebruiken!”

 

Lees ook wat Willem Moeyersoons vertelt

 

(Jan Dewitte)