Interview met MARCEL SWOLFS
U kan de foto vergroten via een muisklik of via de entertoets.
De woonkamer Marcel (77) en Lisette in Beernem is niet bijzonder groot. Toch vind je er een orgel, een piano én een muziekinstallatie met flinke boxen. Boven de piano prijkt een foto van Marcel toen hij nog jong was, spelend op een vleugel.
Laat het duidelijk zijn: er zit muziek in dit interview!
Marcel: “Boven staan er nog veel radio’s. De korte golf beluisteren is een hobby van mij, al sinds mijn negende. Destijds was dat heel interessant: afstanden overbruggen, bandjes opnemen uit heel de wereld, met kraken en piepen… Nu, met het internet, is dat voorbijgestreefd.”
Vertel je levensverhaal eens…
Marcel: “Lisette en ik hebben allebei nooit gezien. We komen uit de Kempen: ik ben geboren in het huidige Laakdal, Lisette in Wuustwezel. Een vriend van mij raakte verloofd met de vriendin van Lisette en het één bracht het ander mee. Die vriend is getrouwd in ’65, wij in ’66. Onlangs vierden we ons gouden jubileum.
Vanaf 1946 ging ik in Woluwe naar school. Ik was toen bijna zeven. We startten met één trimester, om het wat gewoon te worden. Veel kinderen hadden dan al twee tot vier jaar kleuterschool in Ganspoel achter de rug. Daar hebben ze vaak slechte herinneringen aan. Mijn ouders waren zo slim geweest om het in de kleuterklas van ons eigen dorp te proberen, bij de zusters ursulinen. Dat is heel goed gelukt. Zo leerde ik kinderen kennen. Als ik later in de vakantie thuis was, had ik vriendjes, terwijl veel anderen alleen zaten. Ik ben heel blij dat ik dat ‘geïntegreerd onderwijs avant la lettre’ heb kunnen krijgen. Op het perron in Brussel-Noord werd ik ooit aangesproken door iemand die naast mij had gezeten in de kleuterklas!
In Woluwe heb ik muziek gestudeerd, in de afdeling van de bekende broeder Alberic. Die opleiding bestaat al lang niet meer. Vroeger vonden veel blinde mensen werk als organist in een parochie, maar het Tweede Vaticaans Concilie heeft heel wat veranderd. Er zijn niet veel vaste organisten meer.
We kregen een heel gestructureerde opleiding met drie hoofdvakken: orgel, piano en gregoriaans. Ik begon eraan en groeide erin.
Je kunt je niet voorstellen wat voor een infrastructuur de muziekafdeling van Woluwe toen had! Ik probeer het even te beschrijven. Er was een studiezaal van zo’n tien meter breed, met aan weerskanten kleine kamertjes van twee op twee. Zo waren er vierendertig. In twintig kamertjes stond een piano, in zes een harmonium en in drie een klein orgel. Vijf kamertjes waren leeg, met wat boekenrekken erin. Daar konden mensen met een blaasinstrument of viool terecht.
De kamertjes waren verrassend goed geïsoleerd. Ik heb de indruk dat er in dat gebouw veel asbest zat… We leerden er onze stukken van buiten. Een blinde muzikant moet alles memoriseren, dat valt niet te omzeilen. Braille lezen met één hand is al niet gemakkelijk en dan heb je maar één hand meer om te spelen…
Er waren ook drie klasjes. In de notenleerklas stond een vleugel. Achter de klassen had je een zaal met het grote studieorgel – in 1950 gebouwd door Stevens, de bekendste orgelbouwer in Vlaanderen. Het had drie klavieren, pedalen en minstens 26 spelen. Iedereen mocht er één uur per week op spelen. Zo studeerden we de uitvoering van stukken in. De laatste twee jaren kreeg je twee uur.
Toen ik op een zaterdagvoormiddag aan het oefenen was op dat orgel, kwam er een Engelse groep op bezoek. Samen met de directeur, vader Leonce, bezochten die mensen de orgelzaal. Ze vroegen mij om een stuk te spelen. Ik heb toen het ‘Carillon de Westminster’ van Louis Vierne gespeeld. Dat stond die Engelsen wel aan.
Daarna vroeg de directeur me om te improviseren – een stokpaardje van hem. Zo kun je gaatjes opvullen als er geen tijd is voor een stuk. Ik begon met de noten sol-la-fa-sol-la en op een bepaald moment veranderde ik de melodie een beetje. Opeens stonden die mensen allemaal recht. Ik besefte dat ik het Engels volkslied had ingezet… en dat ik moest voortdoen! Gelukkig kende ik de melodie, van de BBC-radio, waar ze er elke dag mee begonnen en eindigden. Maar ik had ze nooit gespeeld. Toen heb ik toch eventjes schrik gehad! Gelukkig ben ik aan het einde geraakt. De bezoekers bleven stokstijf staan.
’s Namiddags vroeg onze directeur: ‘Wat was dat daar? Iedereen sprong recht, ik heb dat dan ook maar gedaan. Wat scheelde er?’ Hij kende dat volkslied niet.
In de jaren zeventig raakte het grote orgel al buiten dienst, veel te vlug. Jammer, maar er wordt nu geen klassieke muziek meer gegeven. Vroeger hoorde Vlaanderen samen met Parijs bij de top. Woluwe had goede banden met het conservatorium van Brussel: verschillende docenten kwamen bij ons lesgeven. Ook leden van het Nationaal Orkest van België deden dat: de eerste trompettist, de eerste violist, een klarinettist… Zo leerden we het samenspel voor onze harmonie. Ik heb daar klarinet gespeeld. Op zondag gaven we vaak concerten in het land. De mandenmakers mochten dan het weekend thuis doorbrengen, de muzikanten moesten blijven. Wij moesten ook regelmatig de mis spelen op school. Elk had zijn zondag.”
Wat na je studies? Waar kon je terecht?
Marcel: “Toen ik in 1960 afstudeerde, kreeg ik direct de kans om te gaan werken in een huis van de broeders in Beernem, gespecialiseerd in de psychiatrie. Daar was een nieuw orgel geplaatst en ze zochten iemand om het te bespelen. Andere opties waren dat ik in eigen streek een parochie zocht of dat ik ging voortstuderen aan het conservatorium. Ik dacht er even over na en vroeg toen of er in Beernem een trein kwam. Ze vertelden me dat Beernem op de grote lijn Brugge-Gent lag. Dat gaf de doorslag: ik besloot het te doen. Twee dagen na mijn laatste examen mocht ik al beginnen, maar ik heb nog wat respijt gevraagd en ben gestart op 5 september.
Een oom bracht mij met de auto naar Beernem. Zo kon ik enkele dozen met boeken en kleren meenemen en een klein kastje met een radio, een platenspeler en enkele platen. Dat was mijn hele verhuis.
Achteraf gezien maakte ik de beste keuze: een parochie zou mij niet zo goed gelegen hebben. De routine is daar veel groter. Hier had ik veel voordelen en was het interessanter werken.
Ik had wel cursussen gekregen om privémuziekles te geven, maar over psychiatrie hadden we uiteraard niets geleerd. Dat heb ik wel gevoeld in het begin. Het heeft jaren geduurd voor ik erin thuis was. Je wilt het te onderwijzend doen. Dat klopte hier helemaal niet.
Een broeder gaf zang, om met de patiënten diensten voor te bereiden. De eerste jaren moest ik alleen begeleiden. Dat was saai, hoor. Vanaf de jaren zeventig deed ik het alleen. Dat is veel aangenamer. Op bepaalde afdelingen gaf ik ook ‘muziek beluisteren’ en er kwamen mensen bijeen om te zingen.
Er waren toen nog 42 broeders in Sint-Amandus. Nu zijn er geen meer. Ik kreeg een slaapkamer en een studiekamertje. Ik kende hier niemand, maar werd heel goed onthaald en geholpen. Toch houd je het niet vol als je geen contact zoekt met mensen buiten het centrum.
Ik had het geluk dat ik de piano van een personeelslid mocht gaan stemmen. Al snel kwam er een tweede en een derde vraag. De mevrouw van de derde piano had een zoon van tien en vroeg of ik hem wat pianoles wou geven. Mijn eerste leerling is nu professor! Een jaar later had ik er al vijf. Ik had een lokaaltje waar ik les mocht geven. Vanaf 1966, toen we getrouwd waren, gebeurden die lessen thuis.
Twee van mijn leerlingen hadden het talent om er hun beroep van te maken. Een van hen is naar het conservatorium getrokken. Hij geeft nu les en concerten. De andere had dat ook gekund, maar zij is rechten gaan studeren. Ook een koster-organist is hier begonnen. Ik heb heel wat mensen kunnen aanzetten om iets met muziek te blijven doen.
In 2004 ben ik met pensioen gegaan en vrijwilliger geworden. Normaal kan dat niet, maar er was geen opvolger voor mij. Ik weet zeker dat er nog patiënten zijn die iets aan de muziek hebben. We zijn nu met een groepje van negen. Jammer dat het stopt als ik ophoud…”
Jullie hebben een zoon, die wel goed ziet?
Marcel: “Toen we een jaar getrouwd waren, is onze Luc geboren. Hij woont in Menen en is IT’er in een groot sanitair bedrijf. We hebben gedaan wat we konden om hem de beste opvoeding te geven. We hadden wel mensen rondom ons, want alles zelf doen is onmogelijk.”
Lisette: “Het eerste jaar kon hij met het busje naar school. Een buurvrouw bracht hem ’s middags mee. Toen we hier kwamen wonen, kregen we een onderwijzer met twee zonen als buren. Luc mocht toen met hen mee.”
Is Luc muzikaal?
Marcel: “Ik heb hem muziekles gegeven tot zijn dertiende. Da’s moeilijk, hoor. Hij speelde goed piano. Hij is gestopt met de vijftiende sonate van Mozart en een inventie in twee stemmen van Bach. Nu luistert hij nog veel naar lichte muziek en hij kent er meer van dan ik. Het verbaast me soms wat hij er allemaal in hoort.”
En jij, Lisette?
Lisette: “Ik heb een jaartje muziek gevolgd in Ukkel. Maar we hadden thuis geen piano en ik mocht niet voortdoen. Ik ben maar drie jaar in Ukkel geweest, want ik kon er niet aarden… Dan ben ik naar Sint-Godelieve in Antwerpen getrokken, een instituut van Licht en Liefde. In 1964 ben ik thuisgebleven en in 1965 leerde ik Marcel kennen.”
Wat is je favoriete muziek, Marcel?
Marcel: “Mijn keuze ligt heel ver uiteen – van de middeleeuwen tot nu. Bach, uiteraard. Maar ook Richard Strauss, Sjostakovitsj, Benjamin Britten… En daarnaast luisterliedjes van vroeger, uit de jaren vijftig en zestig, omdat die herinneringen losmaken. Ik heb nog een programma gehad op een vrije radio. Zo probeerde ik ernstige muziek bij de mensen te brengen. Maar ik bereikte waarschijnlijk niet het juiste publiek.”
Hoe oefen je stukken in?
Marcel: “Ik werk met braillepartituren. Tot rond 1965 bestonden alle partituren die we nodig hadden in braille. We konden ze kopen in Parijs of Londen. Frankrijk had in de jaren vijftig grote blinde organisten en pianisten: Litaise, Marchal, Mamy. Ook Woluwe heeft twee heel grote muzikanten voortgebracht: Jef D’Hoir – helaas al overleden – en Paul Barras. Zij hebben de Bachprijs in München gewonnen. Ook in Brugge was er muziekonderwijs. Maar studenten die daar aan het einde van hun studie kwamen en zeer goed waren in muziek, kwamen meestal naar Woluwe om van daaruit naar het Lemmensinstituut in Mechelen of het conservatorium in Antwerpen te gaan.
Wie nu nog muziekpartituren wil, moet ze laten kopiëren. Het is moeilijk om iemand te vinden die muziek kan omzetten in braille. Zo’n kopiist moet goed zwartdrukmuziek kunnen lezen en ook muziekbraille willen leren. Die twee verschillen totaal. In een braillepartituur staan geen notenbalken en sleutels: wij gebruiken die niet. Alles wordt met brailletekens voorgesteld.
Bij Licht en Liefde zet Greta Huyghebaert muziek om. Zij was thuis in notenleer en is verschillende keren naar hier gekomen om muziekbraille te leren. Ze doet het goed.
Heb je ooit braille gezien dat in Woluwe gedrukt is? Als wij afgestudeerd waren, kochten we op school de ‘Graduale Romane’, een bundeling van alle gregoriaanse stukken die in het kerkelijk jaar gebruikt worden. Die 21 braillebanden waren gedrukt in ‘Woluwe-braille’: hetzelfde als gewoon braille, maar veel kleiner. Er werden zinken platen gebruikt en het papier werd nat gemaakt. Zo bleven de punten beter. Alleen Woluwe en Ukkel gebruikten dat systeem.”
Vertel eens iets over je eigen orgel hier?
Marcel: “Dat is een elektronisch kerkorgel, dus zonder pijpen. Een Johannus-orgel uit Nederland. Het meubel liet ik wat kleiner maken, zodat het in onze woonkamer paste. Op zo’n orgel kun je alles regelen. Het is goed voor thuis, en in kerken staan er ook veel. Maar je kunt het vergelijken met een kleine auto. Een echt kerkorgel is dan een grote vrachtwagen: dat geeft een heel ander gevoel als je het bespeelt en je kunt er een kathedraal mee doen galmen.
Op het orgel in Sint-Amandus speel ik nu 56 jaar. In 1973 werd een nieuwe kapel gebouwd. Ze wilden het pijporgel vervangen door een elektronisch exemplaar. ’t Is niet gebeurd, maar dat heeft me veel moeite gekost… Het orgel staat wel lelijk in de nieuwe kapel, want de architect had er geen rekening mee gehouden.
Mijn piano is een buffetpiano van Bösendorfer, uit Oostenrijk. Die heb ik ook al lang. Het is mijn derde. De eerste was een occasie, je moet ergens beginnen. De tweede kocht ik nieuw. Maar als je lesgeeft, wordt een piano heel veel gebruikt, door verschillende handen. Op tien jaar was ze versleten. Toen heb ik me een degelijke piano aangeschaft. Die zal langer meegaan dan ik, daar ben ik zeker van.”
Het stemmen, heb je dat ook in Woluwe geleerd?
Marcel: “Ja, we kregen drie à vier uur per week pianostemmen, gedurende vijf jaar. Het was een afzonderlijk diploma. Ik kan ook kleine herstellingen doen: een leertje plakken, een veertje terugstoppen.”
Heb je nog een stukje levenswijsheid voor ons?
Marcel: “Het is een cliché en het lukte mij vroeger ook niet altijd, maar ga om met de mensen zoals ze zijn. Dat heb ik geleerd in de psychiatrie. Laat hen veel praten, luister goed en praat zelf niet te veel. Dan maak je vrienden, zoveel als je wilt.
Als mensen je willen helpen, laat het hen dan doen, wees niet te trots. Waarom moet je bijvoorbeeld op je eentje kleren gaan kopen? Niemand doet dat, ze nemen allemaal iemand mee.”
Hoe bekijk je de veranderingen in onze maatschappij?
Marcel: “Wat een evolutie in vijftig jaar… Naar sommige aspecten van vroeger heb ik heimwee. Als je reist, is het veel prettiger om met mensen te praten dan te luisteren hoe ze met hun gsm bezig zijn…
Ook muzikaal is er veel veranderd. Uit de hedendaagse popmuziek is de dynamiek verdwenen. Klassieke muziek is zacht als je één instrument hoort en krachtig als het hele orkest speelt. In de muziek van tegenwoordig is het allemaal dubbele forte.
Bij Mozart en Beethoven was alles gebaseerd op volmaakte harmonie. Sinds Debussy worden septiemakkoorden vaak niet opgelost. Bach en Mozart gebruikten die akkoorden ook, maar er kwam telkens een oplossing. Vraag en antwoord. Nu komen ze zelfstandig achter elkaar voor en weet je niet meer wat er gaat komen. Moderne muziek klinkt daardoor dissonant. Het verplichte werk op de Koningin Elisabethwedstrijd was deze keer nog te doen, maar vorige pianowedstrijd vond ik dat geen pianospelen meer…”
Het lijkt alsof volmaakte harmonie niet meer mag…
Marcel: “Toch wel, maar je wordt dan niet gezien als een vernieuwer. Als ik op zondag de missen speel, baseer ik me op volmaakte harmonie. Anders gaat het niet. Bij dissonanten zouden onze mensen niet kunnen zingen. Begeleiding moet ondersteunen.
In Woluwe hebben we geleerd om gregoriaans te begeleiden. In principe is dat niet nodig. In het Frans heet gregoriaans ‘plain chant’, volle zang: het is bedoeld om te zingen zonder iets erbij. Maar dan moet je een heel professioneel koortje hebben. Als je het volk gregoriaans wilt leren zingen, dan moet dat begeleid worden. Wij leerden die speciale techniek, een volledig diatonische begeleiding zonder septiemdominantakkoorden. Dat is misschien een beetje Latijn, maar het komt erop neer dat je niet zomaar alles kunt doen. Het koor mag nooit verstrooid worden door de begeleiding.”
Heb je ook gecomponeerd?
Marcel: “Heel bescheiden… Na het Tweede Vaticaans Concilie (1965) werd er in de mis overgeschakeld naar Nederlandse teksten voor de vaste zangen. Verschillende mensen hebben toen muziek op die teksten geschreven. Dat heb ik ook gedaan. En ooit schreef ik een paar tweestemmige stukjes om met patiënten te zingen. Er waren toen veel meer koorleden in Sint-Amandus.
Weet je dat er, toen ik hier kwam, 1306 patiënten waren? Nu nog zo’n vijfhonderd, terwijl er veel bijgebouwd is. Je hoort wel eens zeggen dat het er mensonwaardig aan toeging in de jaren zestig. Maar ze hadden geen andere middelen. De zorg was even toegewijd als nu.
Vroeger hadden we louter patiënten. Nu worden veel misdadigers geïnterneerd. Het gerecht bepaalt dikwijls wie hier terechtkomt, in een gespecialiseerde afdeling. Zwakbegaafde kinderen komen dan weer veel minder snel in de psychiatrie terecht.
Ja, er is overal zoveel veranderd… En toch zijn er veel dingen die je niet vergeet. Ik toch niet. Mijn eindexamen herinner ik me bijvoorbeeld alsof het gisteren was…”
Dat boeiende verleden mag niet verloren gaan. Hartelijk bedankt dus voor je verhaal, Marcel! Fijn dat we bij jou en Lisette mochten langskomen. Nog veel mooie jaren van volmaakte harmonie!
(Interview: Jan Dewitte)
Help Blindenzorg Licht en Liefde helpen. Ons rekeningnummer voor giften is BE93 7370 3703 7067. U kunt ook online schenken. Heel veel dank!